Nederlandse vrouwen in een Mallorcaanse cultuur (16)

Last updated on mei 20th, 2023 at 06:56 pm

Uitgave 16, november 2002

Op een middag in september 1989- het was een beetje drukkend en benauwd weer, dat is helemaal niet normaal op dit eiland, zagen we een enorme zwarte spin, hoog tegen één van de buitenmuren van het huis. Dat was vreemd, deze spinnen zie je gewoonlijk alleen maar over de grond kruipen. ’s Nachts begon het. Eerst een beetje wind, die aanwakkerde tot storm en daarna begon het te regenen. Eerst gestaag, maar steeds harder en toen begon het te onweren. Ik werd eerder wakker dan nodig was en vond een briefje van Joan op de keukentafel: “nou, wat een weer, dat lijkt Holland wel!” Ik keek naar buiten en dacht: Holland? Dit is zelfs Holland niet, ik heb nog nooit zoiets meegemaakt…Het leek alsof ons huis onder een immense waterval stond. Je zag niets meer door de ramen, alleen maar water. En een geweldige storm die het water onder de deuren, ramen, door alle kieren heen joeg naar binnen. De kelder liep vol. Het water stroomde van alle kanten naar binnen: voor èn achterkant van het huis tegelijkertijd, en zijkanten. Onder de keukenramen over het aanrecht de keuken in. De kinderen waren uit bed gekropen en wisten niet wat er gebeurde. Met z’n drietjes zaten ze dicht tegen elkaar aan, als angstige, schuwe vogeltjes en ik maar dweilen en dweilen en het werd steeds erger.

Het donderde onophoudelijk aan één stuk door, na felle bliksemslagen, de één nog harder dan de ander en boven dat hels kabaal uit, hoorden we de poezen janken, onheilspellend, alle dicht tegen de deur aangedrukt. Het was aardedonker en dat halverwege de morgen. “Dit kan niet lang zo duren, dit was te erg, elk moment kon het minder worden, het is zo voorbij…” Zo sprak ik mezelf moed in. Maar het was op een gegeven moment zó dat ik dacht: “dit lijkt het einde van de wereld wel!” Omdat we direct onder de dakpannen zaten, zouden we elkaar, zelfs als we schreeuwden, niet verstaan. Uren heeft dat geduurd van ’s morgens 6-7 tot 10 uur. Uren van oorverdovend natuurgeweld.

Toen werd het water langzaam maar zeker regen. Pauzes van een paar minuten zonder bliksem en donder. De gierende storm nam af. En, al was het nog steeds donker, we konden weer wat naar buiten kijken, terwijl de regen tegen de ramen kletterde. Wat we zagen was een vreemde, dreigende lucht en toen ik door het keukenraam keek, kon ik m’n ogen niet geloven: zover ik kon kijken, stond alles onder water.

Elektriciteitsmasten dreven als luciferhoutjes, opgejaagd door de wind, voorbij. Ergens een dood dier, dat leek op een varken. Joana kwam aanlopen, keek en zei ademloos: ‘dat kan niet! Dat kan toch niet mama?’
En het water kwam langzaamaan dichterbij. Ik hoorde de golven van de zee, ondanks dat we er 7 kilometer vanaf woonden met allerlei landerijen ertussen. Toen begreep ik dat, omdat alles onder water stond, we in directe verbinding met de zee stonden.

We stonden even als versteend te kijken. Toen greep Joana Jordi en Sebastia aan de hand en trok hen mee naar buiten. Het water kwam steeds dichterbij…En Joana riep tegen de andere twee: “bidden, we moeten nù bidden!” En, terwijl ik ze nooit had leren bidden, stonden ze daar, met z’n drieën naast elkaar, ogen dicht, handen gevouwen, gezichtjes omhoog gekeerd.
Ik was druk bezig de honden en katten, cavia’s en alles wat mogelijk was, een verdieping hoger onder te brengen terwijl het land vóór ons en naast ons al onderstond, stopte het water tot net 1 meter voor ons huis…
Volgens Joana natuurlijk omdat ze “had gebid”. Het hield nu ook op met regenen maar de vreemd dreigende lucht en het water bleef.
Wat had ik behoefte een levend wezen te zien! Maar met de auto kwam je geen meter ver, het water stond te hoog. Dus even naar het dorp gaan was uitgesloten. De stroom was allang uitgevallen en we stonden midden in een troosteloze bende, zonder een teken van leven tot ver in de wijde omtrek. Pas laat in de middag konden we weer heel langzaam met de auto naar Campos rijden waar ik bij een vriendin probeerde Joan’s werk te bellen. Van wie ik al die tijd niets had gehoord: mobiele telefoon had nog niemand. Eindelijk, na een paart uur, was er even aansluiting: hij was ongedeerd. Terwijl me al verteld was dat er bussen naast de snelweg omgekeerd in de goot lagen…
Het was zo’n 6 uur namiddag. Veel mensen op de been, ambulances, hijskranen en in de lucht helikopters. De schade was níet te overzien. Er waren “maar” 2 mensen omgekomen, maar duizenden dieren. Veel fokboerderijen waren in één keer 300 konijnen of honderden varkens kwijt. Zelfs in Cabrera werden aangespoelde dieren, vanuit Mallorca, gevonden.
Grote stukken uit de muurtjes langs de wegen weggeslagen, over het hele land waren hele stukken asfalt van de autowegen weggespoeld.
Mensen stonden op de bovenverdieping van hun huis omdat beneden alles onder water stond. De boeren keken verslagen, wisten niet wat ze moesten in deze ravage. Sommigen zouden deze klap maar langzaam of helemaal niet te boven komen. En wij gingen puinruimen, thuis. September 1989.

Voor vragen of reacties. Bel tussen 13.00-15.00 uur met Clementine of Joan

Clementine