Nederlandse vrouwen in een Mallorcaanse cultuur (19)

Last updated on mei 20th, 2023 at 06:56 pm

Uitgave 19, februari 2003

In februari waren we verhuisd naar het land en in september was de overstroming. Of het door de overstroming kwam, of door een combinatie van factoren, weet ik niet, maar de eerste jaren was het vreselijk vochtig met overal schimmel in huis. De kasten, de muren, waar je maar kan kijken, alles zat onder: En 1 van de kinderen kreeg daar zo last van dat het elke nacht een paar keer benauwd wakker werd. Alleen met bleekwater ging dit weg. Ik houd niet zo van dit schoonmaakmiddel maar als de nood aan de man komt…Heel wat liters bleekwater ging er door die eerste jaren. En altijd de deuren en ramen, en binnen de kasten wijd open. Zodra de zon scheen. Zelfs de lakens en dekens van de bedden moesten uit het raam, in de zon hangen. Als ik voor het een of ander naar het dorp moest, of ik haalde de kinderen van de scholen, liet ik alles gewoon zo open staan. Ramen en deuren wijd open. Last van inbrekers hebben we nooit gehad, daar stond ik niet eens bij stil. Jaren later, toen we weer in Campos woonden, in een rijtjeshuis, en ik vond dat ik de deur op slot moest doen, is hier 2 keer achter elkaar ingebroken…

Maar in dat huis, op het land hadden we niet eens sloten op de deuren. En ’s zomers bijvoorbeeld, sliep ik rustig met alles open. Misschien vertrouwde ik op de dieren? Nee, ik stond er gewoon niet bij stil. Ik had het te druk om alles een beetje in goeie banen te leiden: de 3 kinderen, die naar school en allerlei activiteiten steeds gehaald en gebracht moesten worden; de 2 oudsten hadden wel fietsen maar die hadden bijna om de dag een klapband vanwege “carretons” die overal langs de wegen lagen: zulke harde doornen dat die zelfs een autoband kunnen doorboren. Dàt gebeurt weinig omdat die in het midden rijden, maar op de fiets moesten ze direct langs de berm rijden bij gebrek aan fietspaden.

Dan de Engelse les die ik ’s avonds gaf: Joans vader, die hulpbehoevend was. zelfs zó dat ik hem af en toe wel eens lang in huis had. Hij werd hypernerveus en begon steeds te schreeuwen als de kinderen tijdens het spelen iets naar elkaar riepen, en dat gebeurde nogal eens. Later is hij in het eerste en enige bejaardenhuis in Campos gaan wonen, wat veel beter was. Daar vond hij vroegere vrienden terug en zat hij tussen leeftijdsgenoten. Hij voelde zich verre van op zijn gemak in ons jonge gezin. Ik was heel blij met dat bejaardenhuis, wat een vooruitgang voor het dorp. Ondanks dat het een schande was: je stopt je vader toch niet in zo’n tehuis. Maar eigenlijk moest er ook een verpleegafdeling bij zitten. (toen de jongste 1 jaar was en we nog in een piepklein huisje woonden in Campos, moest ik regelmatig een dementerende tante van 80 verzorgen, die woonde dan een maand bij ons. Hoe dat geweest is, is niet te beschrijven. Dag en nacht was ik bezig. ’s Nachts hield ze het helemáál niet uit binnen en werd hysterisch.)
En dan, last but not least, de huishouding. Als ik dan ’s avonds laat, eindelijk op de bank zat, tolde m’n hoofd en vroeg ik me af waardoor dat kwam, en wat ik nu eigenlijk de hele dag gedaan had.

Op een gegeven moment voelde ik een leegte. Er ontbrak iets. Iets heel essentieels. Iets in mezelf. Ik besloot een yogastudie te volgen met als doel yogalerares. Dat was iets dat me altijd al geïnteresseerd had. In Nederland al. Op de Volkshogeschool in Bergen deed ik al yoga en toen was ik pas 18. En vanaf die tijd had het mijn aandacht en ging ik erover lezen. Soms 5 boeken per week, want dat was het maximum dat je kon lenen bij de bibliotheek waar ik woonde. Helaas is hier niet zo’n bibliotheek, zo groot en uitgebreid over alle thema’s die je je maar bedenken kunt. Maar ik ging er schriftelijke studie volgen met daarnaast, af en toe praktische begeleiding, wat minstens zo belangrijk was maar waar ik vaak niet naar toe kon, omdat me hiervoor de tijd ontbrak. En zo gebeurde het, dat ik ’s avonds, na Engelse les, om 10, 11 uur nog aan het studeren en oefenen ging. Het vereiste wèl zelfdiscipline om ’s avonds, vaak doodmoe, nog achter de boeken te zitten of op m’n matje te trainen maar het gaf me veel zelfvoldoening.

En Joan deed z’n excursies. 12 uur per dag. Ook zaterdag, zon- en feestdagen. Altijd. En na de excursie, om 8 uur ’s avonds, ging hij, voordat hij thuiskwam, eerst naar de paarden om te kijken of alles wel in orde was. Zo gebeurde het vaak dat de kinderen al sliepen als hij eindelijk thuis was. Daar werd ik een keer met m’n neus opgedrukt toen ik met Jordi van 5 naar de bakker ging; een kleine ruimte, die vol stond met wachtende moeders en Jordi ineens uitriep: “mama, waar is papa eigenlijk, die heb ik tijden niet meer gezien..!” Al die gezichten die zich naar ons omdraaiden… Ze spraken boekdelen! Campos, 20 jaar geleden. Ze hadden beslist dagen genoeg aan dit nieuwtje.

Clementine