Last updated on mei 20th, 2023 at 06:56 pm
Uitgave 15, oktober 2002
De volgende geluksvogel was Adriaan, hij kwam het jaar daarop, als au-pair bij ons werken. 30 jaar jong; lang, blond en tanig. Op dezelfde wijze bij ons gekomen als Claudia. Hij kwam in februari en zou onze verhuizing naar het platteland meemaken.
Ons huis was bijna klaar; er zaten nog geen ramen in en het keukenblok ontbrak nog, maar volgens de eigenaar van ons huurhuisje in Campos, waar we sinds 7 jaar woonden, “er is toch electriciteit?” Dat is alles wat je nodig hebt. En we moesten er nu toch echt uit, want zijn dochter ging trouwen en wilde erin.
Dus ik begon te pakken. De drie kleintjes “hielpen mee”, die vonden het wel mooi, al die dozen overal… Toch wel wat melancholiek…Vooral de herinneringen aan de eerste jaren. Hier heb ik mijn 3 baby’s binnengedragen; dat zijn momenten die vergeet je nooit meer. De, soms wonderlijke contacten met de plaatselijke bevolking…Wat heb ik hier gelèèfd! Veel vreugde, maar ook pijn; knagende heimwee heb ik altijd gehad. Niet naar het weer, maar naar de openheid en de spontaniteit van de Hollanders.
En toen was Adriaan daar en hielp mee met het pakken en de verhuizing. Dat hebben we gedaan met mijn autootje en de oude Jeep. Dat ging wel een beetje op z’n jan-boerenfluitjes maar we hebben geen mensen van buitenaf nodig gehad. Adriaan had al een paar weken in het nieuwe huis geslapen, wat hij best wel avontuurlijk vond, zonder buren, regen en ’s nachts stikdonker. En hij vond het er verschrikkelijk koud “in dat huis op het land”. Ja, wat wil je, er was nog geen verwarming, beneden was er nog geen beglazing en het was in februari. En daar ging ik met mijn drie kleintjes heen…Ik had liever gewacht tot de zomer, en als de keuken in ieder geval klaar was, maar goed, we hadden geen keus. De eerste weken waren een verschrikking. Het werd ineens ijskoud met dagenlang regen en soms hagel. De ramen zonder glazen waren afgedekt met plastic. Ze zouden “elke dag” komen voor de beglazing maar na 2 weken waren ze er nòg niet. De kinderen kregen iets dat op kinkhoest leek: dag en nacht hoestten ze alledrie aan een stuk door. En ik, zwaar verkouden, ben toen naar de glaswerkplaats toegegaan en heb me daar op m’n poot gespeeld! Een ware “scène”. Een uur later waren er 3 man keihard aan het werk in het huis; het getimmer van alle kanten klonk me als muziek in de oren! Ze gingen niet eerder weg voordat alle ramen van glas voorzien waren. Maar de kinderen hebben wel ruim een maand die kinkhoest gehad.
Intussen was er een vriendin uit Nederland, Lucia, komen logeren om te helpen. Toen waren we er met z’n zevenen en nog steeds geen keukenblok. Het afwassen deden we provisorisch buiten op het terras. Dat deed ik voornamelijk, naast het nar het dorp rijden om boodschappen te doen, het eten koken, de kinderen naar school brengen en halen. Dat waren 2 scholen met verschillende tijden. Dus ik ging veel heen en weer. ’s Avonds ging ik naar het dorp om Engelse les te geven. Mijn 60-jarige vriendin hield zich bezig met de was. Door weer en wind liep ze door de modder (de paadjes om het huis waren nog niet aangelegd) naar de lijnen met wasmanden vol. Het waaide vak zo erg dat verschillende dingen stuk wapperden, dus de oude trapnaaimachine die ik geërfd had, deed weer goed dienst. Ze werkte als een paard en zong als een lijster. Haar man was een jaar geleden overleden en al die toestanden hier verzetten enorm haar gedachten. De radio was nog niet aangesloten en TV hadden we niet. Af en toe gingen we even nar Campos om naar Holland te bellen, want telefoonaansluiting hadden we ook nog niet. En dat slechte weer heeft aangehouden tot april. Lucia was allang weer weg, die was maar 6 weken gebleven tot verdriet van Adriaan die het zo goed met haar vinden kon, hier in de “bush”. Toen het weer beter werd, bracht Adriaan Sebastià van 3 op de fiets naar het peuterschooltje, wat hij zeer eng vond: geen fietspaden en de auto’s die je rakelings voorbijschieten in al die bochten…Hij kon geen autorijden dus moest hij voor alles de fiets nemen. Natuurlijk waren in het dorp de praatjes weer niet van de lucht; wat moest die lange, blonde jongeman bij mij in huis, terwijl Joan elke dag van 8 tot 8 weg was?
Ik vond het wel grappig. Minder grappig was, dat hij de kinderen niet goed aankon en het hem allemaal toch wel tegenviel. Hij had een mooie eigen kamer en halve dagen vrij maar wist met zichzelf eigenlijk niet goed raad. En dat hebben we daar vaker meegemaakt; als je zò afgelegen en ver weg van alle luxe woont, word je soms heel erg met jezelf geconfronteerd. Terwijl ik bijna-vegetarische maaltijden klaarmaakte, was hij macrobiotisch gewend en dat is toch nog wel even anders. Hij at dus meestal alleen de bruine rijst mee, die ik maakte, met wat groenten en soms vis.
Een keer stelde ik hem voor zelf de maaltijd klaar te maken en dat wilde hij wel. We mochten niet eerder in de keuken komen voordat hij het eten had “opgediend”, dus vol spanning wachtten we met z’n vijven in de kamer af. En eindelijk, een paar uur later was het zover en mochten we de keuken binnenkomen. Ik vergeet de gezichtjes van de kinderen op dat moment nooit meer:
Op de gedekte tafel stonden 6 borden, elk vol met een berg kikkererwten en dààrop een bonte mengeling van wilde bloemetjes die hij overal buiten was gaan zoeken. Het was de bedoeling dat die òòk opgegeten werden….En ik, die ’s avonds als de kinderen naar bed gingen vaak het mooie Nederlandse liedje zong: “De bloempjes gingen slapen, ze waren zo heel erg moe. Ze knikten met hun kopjes mij welterusten toe…”
Ze raakten hun bord niet aan en Joana verbrak de pijnlijke stilte door te zeggen: “Wij kunnen geen bloemetjes eten!”
Natuurlijk werd Adriaan bedankt voor zijn originele en “bloemrijke” maaltijd, maar, samen met de kinderen hebben we toen alle bloemetjes op één grote hoop gedaan en ze weer over het gras buiten uitgestrooid…
Clementine