
Last updated on mei 20th, 2023 at 06:55 pm
Uitgave 44, januari 2005
Iedere gezelschapsdieren practicus krijgt regelmatig te maken met hartafwijkingen van honden of katten. Dat kan de pup of het kitten zijn dat aangeboden wordt voor de eerste enting, waarbij het klinisch onderzoek mogelijk een souffle (hartgeruis) vastgesteld wordt. Het kan ook bij een oudere hond of kat zijn die een verminderd uithoudingsvermogen heeft of hoest.
Klinisch onderzoek kan leiden tot een zekere differential diagnose of een waarschijnlijkheidsdiagnose. Bij klinisch onderzoek worden ademhaling, pols en slijmvliezen onderzocht en tevens hart en longen geausculteerd (met stethoscoop beluisterd). De ademhaling moet rustig en regelmatig zijn, voldoende diep maar niet geforceerd. De pols krachtig, regelmatig met een frequentie tussen de 60 en 120 slagen per minuut, afhankelijk van de grootte en toestand van het dier. Een tachycardie (te snelle hartslag), bradycardie (te langzame hartslag) en onregelmatige hartslag kan men met behulp van de pols vaststellen. Bij auscultatie worden eventuele geruisen gehoord, belangrijk hierbij zijn: lokalisatie, de periode van contractie en intensiteit.
Het stellen van de definitieve diagnose vergt aanvullend onderzoek zoals elektrocardiogram, röntgenologisch onderzoek of echografisch onderzoek. Met behulp van een elektrocardiogram worden hartvergroting, hartspierschade en ritmestoornissen gevonden. Klepafwijkingen zijn met een elektrocardiogram niet te vinden. Röntgenologisch onderzoek verschaft informatie omtrent de grootte van het hart, eventuele longstuwing e.d. Met behulp van echoscopie kunnen eventuele klepafwijkingen, septumdefecten (defecten in de wand tussen kamers en boezems) worden vastgesteld en de dikte van het hartspierstelsel en het pericard (hartzakje) worden beoordeeld. Ongeveer 85% van de hartafwijkingen zijn verkregen, de resterende 15% zijn aangeboren.
Tot de aangeboren afwijkingen behoren:
- aorta of pulmonaal sterose, d.w.z. een vernauwing daar waar de grote slagaders het hart verlaten. Dit treffen we nogal eens aan bij boxers.
- Septum defecten
Andere verkregen afwijkingen:
De meest voorkomende afwijking is insufficiëntie van de linker atrioventriculair kleppen (de kleppen tussen boezem en kamer). Dit zien we veel bij oudere dieren, meestal kleine rassen zoals poedels, teckels, cavalier king charles. De oorzaak van deze aandoening is meestal een infectie die zich vastzet in de hartkleppen, dit geeft fibrosering en daardoor knobbeltjes op de hartkleppen, waardoor ze niet meer correct sluiten. Cardiomyopathie is ene probleem waarbij het hart vergroot is. Dit ziet men bij de zeer grote rassen zoals Sint Bernard, Duitse Dog, Leonberger, New Foundlander, vaak op relatief jonge leeftijd. Ook bij sommige middelgrote rassen zoals Dobberman en Cocker Spaniel komt dit verschijnsel voor. In de meeste gevallen is sprake van een dilatatie (verwijding), zelden van een hypertrofie (spiervergroting). Ritmestoornissen ontstaan meestal ten gevolge van andere hartafwijkingen, bijvoorbeeld cardiomyopathie.
Alle hartafwijkingen geven op den duur een overbelasting van het hart en daardoor tevens problemen met de circulatie. De symptomen zijn o.a.: slecht uithoudingsvermogen, hoesten, flauwtes, toevallen, vermagering en toename van de buikomvang. Bij katten komen veel minder hartproblemen voor, klepafwijkingen zijn er nauwelijks. Cardiomyopathie komt wel regelmatig voor, meestal gaat het om katten van jonge tot middelbare leeftijd. De aandoening komt meer voor bij raskatten zoals de Siamees. De klinische symptomen zijn normaal gesproken vrij vaag. Soms geeft het ook een acute dyspnoe (ernstig bemoeilijkte ademhaling). De meeste hartafwijkingen kunnen goed medicamenteus ondersteund worden. Als de afwijkingen dermate ernstig zijn dat er sprake is van een decompensatie is de prognose slecht. Daarom moet ik er nogmaals op wijzen dat het belangrijk is om in een vroeg stadium te behandelen.
Marianne van der Wal