Last updated on mei 20th, 2023 at 06:58 pm
Uitgave 15, oktober 2002
Bovenstaande is u waarschijnlijk beter bekend in het Latijn, namelijk “Diabetes Mellitus”, oftewel suikerziekte. Een belangrijk aspect van diabetes is namelijk het hoge glucose (suiker) gehalte in de urine, hetgeen vroeger dan ook de mogelijkheid schiep voor de arts om de diagnose te stellen: men nam eenvoudigweg een slokje van de urine van de patiënt. Gelukkig voor onze beroepsgroep hoeven we tegenwoordig niet meer zo ver te gaan in onze begaanheid met het vak, en kan het suikergehalte middels een strookje in de urine- of in een druppeltje bloed worden gemeten.
Glucose wordt gevormd uit koolhydraten in ons voedsel, die uit de darmen in de bloedbaan worden opgenomen. Onze lichaamscellen hebben deze glucose nodig voor de stofwisseling als energiebron. Om vanuit de bloedbaan in de cellen te kunnen worden opgenomen is insuline nodig, een hormoon dat wordt geproduceerd door de alvleesklier. Wanneer er niet genoeg insuline in het lichaam aanwezig is, of de aanwezige insuline onvoldoende werkzaam , kan de glucose dus niet- of ontoereikend vanuit de bloedbaan in de cellen terecht komen, en dit heeft twee directe gevolgen:
Ten eerste stijgt het glucosegehalte in de bloedbaan en het lichaam probeert suiker via de urine uit te scheiden. Omdat glucose een osmotisch effect heeft (dat wil vereenvoudigt zeggen dat het vocht met zich meetrekt) merkt de patiënt vaak als eerste de behoefte om meer te plassen. En als gevolg daarvan weer om meer te drinken. Verder worden de patiënten door het “zoete bloed” gevoeliger voor infecties, vooral veroorzaakt door schimmels. Ook jeuk, vooral van de (genitale) slijmvliezen komt veel voor.
Ten tweede krijgen de cellen niet genoeg brandstof binnen, en gaan over op een noodsysteen, namelijk vetzuurverbranding. Hierbij komen als eindproduct zuren vrij, zodat de (keton)zuurgehalte in het lichaam stijgt. Dit brengt allerlei symptomen met zich mee, zoals wazig zien, gewichtsverlies en moeheid. In extreme gevallen kan de patiënt in coma raken, waarbij vaak dan ook een typische acetongeur opvalt.
Op de lange duur tast het hoge bloedsuikergehalte de vaatwanden aan, vooral de vaatjes van de nieren en van de netvliezen in de ogen zijn hiervoor gevoelig, maar alle organen kunnen hierdoor beschadigd worden, inclusief de hartspier. Ook de zenuwen kunnen beschadigen, met gevoelsstoornissen tot gevolg, als eerste meestal in handen en voeten.
Er bestaan 2 hoofdvormen van suikerziekte, namelijk diabetes mellitus type I en type 2.
Bij type 1 is het lichaam niet in staat om zelf insuline te maken, de insuline producerende cellen in de alvleesklier zijn vernietigd. Het is niet helemaal duidelijk hoe en waarom dit gebeurt, mogelijk als gevolg van infecties, maar meer waarschijnlijk door het eigen afweersysteem. Deze vorm van diabetes komt ook meer voor bij de leden van bepaalde families, zodat ook erfelijke componenten een rol kunnen spelen. Verder bestaan ook enkele zeldzamere ziekten die de alvleesklier kunnen vernietigen, bijvoorbeeld ijzerstapelingsziekten.
Insuline moet bij diabetes type 1 dan ook van buitenaf worden toegediend, momenteel nog door middel van injecties. Tegenwoordig bestaan er injectiepennen, waarmee de patiënt zelf de dosering kan aanpassen aan de maaltijden. Het is dus niet meer zo dat een suikerzieke op een spartaans dieet hoeft, alhoewel natuurlijk nog wel wat op de inname van koolhydraten moet worden gelet. Het is mijn ervaring dat het voor veel diabeten vaak een groot probleem is, om zich op sociale gelegenheden uit beleefdheid door de goed bedoelde speciaal aangeschafte diabetes-taartjes heen te moeten worstelen. Mocht u suikerzieken in uw kennissenkring hebben, kan ik daarom ook van harte aanbevelen om eventuele dieetaanpassingen van te voren te bespreken. Een diabeet is meestal een expert op het gebied van zijn eigen aandoening, en kan bovendien vaak gewoon mee-eten. De ziekte ontstaat meestal vóór het 40e levensjaar, en ontwikkelt zich snel, meestal in het verloop van weken.
Het verloop van diabetes mellitus type 2 is meestal wat milder en sluipender. Het lichaam maakt in dit geval óf te weinig insuline aan, óf de cellen zijn minder gevoelig voor de geproduceerde insuline. Meestal ontstaat de ziekte pas na het 40e levensjaar, en komt vooral voor bij mensen met overgewicht. De behandeling is dan ook vooral gericht op gewichtscontrole met een gezonde levensstijl. Verder bestaan er medicijnen die de alvleesklier stimuleren om meer insuline te produceren, of om de cellen gevoeliger te maken voor insuline. In sommige gevallen is echter ook bij type 2 toevoer van insuline door injecties noodzakelijk.
In beide gevallen geldt echter, hoe vroeger ontdekt, hoe kleiner de kans op blijvende orgaanschade zoals zenuw uitval, gezichtsverlies of hart- en vaatziekten. Ook daarom kan ik het nut van regelmatige (jaarlijkse) medische checks niet genoeg benadrukken. Verder is het natuurlijk belangrijk om andere gezondheidsrisico’s te beperken of te vermijden die dezelfde orgaansystemen bedreigen: met name roken, overgewicht, hoge bloeddruk en -cholesterol spiegels, en tekort aan lichaamsbeweging.
Zoals bij elke chronische ziekte, hoort ook een suikerpatiënt bij de groep die ieder jaar de griepprik behoort te halen, tussen september en december.
Tenslotte wil ik graag een kleine drukfout rechtzetten die is geslopen in de rubriek “Spreekuur” van Augustus jl, namelijk bij het onderwerp over de veteranen ziekte veroorzaakt door de legionella bacterie. Hoewel ik me nauwelijks kan voorstellen dat het niet voor iedereen duidelijk is dat de ziekte niet kan worden verspreid door nietmachines, wil ik hierbij voor de zekerheid toch nog even melden dat hier had moeten staan mistmachines.
Eva Raaff